Piet Dieleman Atelier

1986.7.1.001

Schilderen over het schilderen
Piet Dieleman is geboren in 1956 in Arnemuiden. Zijn vader had er een grote boerderij, een gemengd bedrijf. Dieleman heeft er nu zijn atelier, een enorme ruimte, hetgeen ook de zeer forse formaten van zijn schilderijen verklaart.Hij doorliep de L.T.S., maar na een excursie naar een fabriek besloot hij dat hij daar in ieder geval niet terecht wilde ko;>men. Het toeval wilde dat Krijn Giezen, die een de opdracht had voor een heel groot wandkleed, een boerderij huurde die recht tegenover die van zijn vader stond. Giezen zocht iemand om hem te helpen en Piet werkte een zomer lang voor hem.Daar hij ook niet wist wat hij daar mee aan moest, ging hij maar weer naar de M.T.S. en studeerde werktuigbouw. Na een jaar had hij er genoeg van en ging naar de M.T .S.-fotografie in Den Haag,in de hoop op de Academie te komen, fotograferen leek me een voudiger dan tekenen, dus eerst maar eens fotografie’. Op die manier slaagde hij er uiteindelijk in 1975 in op de Academie in Rotterdam te komen. Hij kreeg er les van Hannes Postma, Arie van Geest, Kees Franse en af en toe van Klaas Gubbels. De laatste jaren werkte hij geheel zelfstandig, terwijl af en toe docenten eens met hem kwamen praten. Als reactie op het vooral figuratieve werk van zijn medestudenten werkte hij abstract: ‘Het waren geabstraheerde dichte landschappen,meer een kleurstrook die landschappen suggereerde, meer vanuit de lucht gezien of nevels met heel herkenbare penseelstreken en heel systematisch aangebrachte kleuren, een vrij pointillistisch schilderen eigenlijk’. In die tijd woonde Dieleman met een aantal collega’s in een groot pand in Rotterdam. ‘Het individualisme overheerste en dat ging slecht samen.’ Hij ging terug naar Arnemuiden en gebruikte een groot stuk van de immense boerderij als atelier. Hij kwam er tot een ‘concretere vorm van landschappen’. Zoals hij zelf zegt ontwikkelde hij zijn werk tot een ‘autonoom persoonlijk vertalen van landschappelijke gegevens, terwijl het werk daarvóór meer een illustratieve vertaling was van wat ik zag. Een proces dat eigenlijk binnen het schilderij leidt tot een zoeken, waar je staat en ook waar je je eigen plaats vindt’.Binnen de Academie vond hij altijd wel iets om zich tegen af te zetten en ontstond er vanzelf weer een schilderij. Maar toen dat in Arnemuiden allemaal wegviel moest hij ‘zijn eigen structuur zien te vinden’. Zo ontstond er een serie naakten: ‘Dat waren eigenlijk autobiografische schilderijen, in die zin een plaatsbepaling vinden voor jezelf binnen het schilderen’. Overigens gebruikte hij voor de naakten nooit modellen, hij schilderde ze uit het hoofd. Na de naakten volgde een serie schilderijen van bomen, je zou het bijna schimmige portretten van bomen kunnen noemen.Deze schilderijen en ook de naakten stralen een soort geheimzinnigheid uit. Hij verklaart dat als een zoeken naar zijn eigen identiteit binnen het schilderen. ‘Ik noem dat niet een echt figuratief schilderij. Het gaat ook méér om een figuur in de ruimte en de functie daarvan.’ In zijn schilderijen met bomen laat hij altijd de horizon weg: ‘Horizonnen bepalen zo veel landschappen, ik wil eigenlijk in die zin schilderen dat meer een ervaring en/ of gedachte van een landschap tot uitdrukking komt’. Het recente werk is abstract en sluit eigenlijk aan bij het werk dat hij op de Academie maakte.‘In mijn recente abstracte schilderijen -voor mijn gevoel zijn mijn schilderijen nooit abstract – gaat het ook altijd om een ruimte,wat kleur en een soort spanning, die een kleur of teen ruimte kan hebben. Dat is een fysiek gegeven.‘Piet Dielemans schilderijen gaan ook over het schilderen zelf. In wezen heeft de wereld buiten het atelier er nauwelijks mee te maken. Het zijn op zijn hoogst aanleidingen om zich intensief met het schilderen bezig te houden. Dikwijls zijn dingen, die hij in zijn atelier aantreft,aanleiding voor een schilderij,zoals rond liggende blikjes, de vensters in zijn atelier. Een typerende uitspraak in dit verband is: ‘Het kan heel weinig zijn waar een schilderij over gaat’.Dieleman tekent ook graag, soms zijn dat studies,die later tot schilderijen leiden, maar dikwijls zijn het autonome en soms ook hele grote tekeningen. Hij vindt het tekenen veel soepeleren vindt het belangrijk verschillende materialen en technieken te gebruiken. Daarbij heeft hij ‘niet de behoefte het tekenen op visueel gelijkniveau te brengen als het schilderen’. Behalve dat tekeningen aanleidingen kunnen zijn voor een schilderij, maakt hij ook veel kleines childerijen, die in feite studies zijn voor dehele grote schilderijen. Typerend is ook voor Dieleman, dat hij aan diverse schilderijen tegelijkwerkt. Het schilderen is voor hem een intensief en langdurig proces, bijna moeizaam zelfs. Dat zal ook de intensiteit van zijn werk verklaren. Hij zegt hierover: ‘Door het schilderen word je met je eigen schilderen geconfronteerd.Binnen dat gegeven moet je ook je eigen persoonlijke visie, waaróm je dat schilderijmaakt, erin stoppen. Voor mij een complex gegeven.Daarom duurt het ook zo lang, daarom wil ik het ook heel dicht bij mijn ervaringswereld en in mijn omgeving houden. Ik heb het gevoel dat ik het dan het beste aan kan, omdatje anders holle pathetiek binnen je werk kunt krijgen’.Het zal duidelijk zijn dat Dieleman binnen de Nederlandse schilderkunst een geheel eigen plaats inneemt. Hij staat ver af van de wat modieuze schilderkunst, die al weer jaren geleden ineens losbarstte en in snelle opeenvolging in de musea tentoongesteld werd. Zijn werk is volstrekt authentiek en heeft een autonome uitstraling, die blijft fascineren.
Enno Develing 1986

• • • • • •